THE ZERO POINT FIELD
Het verhaal dat je op het punt staat te lezen heeft voor nogal wat beroering gezorgd. Het onderwerp raakt aan alles, maar dan ook wérkelijk álles wat wij, mensen, in ons leven doen. Dat is confronterend, verontrustend en hoopgevend tegelijk. Maar dat was niet de enige reden voor de beroering. Ook was er voortdurend discussie over de wijze waarop het onderwerp geïntroduceerd moest worden. Immers, schrijven over een energieveld dat mens en materie met elkaar verbindt en dat alles en iedereen voortdurend beïnvloedt, tja, dat is nu eenmaal wat minder eenvoudig dan het gemiddelde onderwerp in een krant of tijdschrift.
‘Iedereen die níet is geschokt door de kwantumtheorie heeft het niet begrepen.’
Onderzoeksjournaliste Lynne McTaggart geeft in haar boek The Field (HarperCollins, 2001) een overzicht van recente wetenschappelijke ontdekkingen die aantonen, dat er een allesomvattend energieveld bestaat dat mens en materie met elkaar verbindt. Op zoek naar het hart van de materie – naar het allerkleinste deeltje – ontdekken natuurkundigen de bijzondere eigenschappen en mogelijkheden van dit veld. Het zogenaamde Zero Point Field – zo genoemd omdat er bij het absolute nulpunt nog steeds energie meetbaar is – lijkt de verklaring aan te dragen voor talrijke bekende verschijnselen en processen die de wetenschap tot dusver voor raadselen stelde. Van zwaartekracht tot elektromagnetisme en van de spontane genezing van een wond tot helderziendheid en telepathie: het zijn allemaal verschijnselen die hun oorsprong vinden in dit kwantumveld.
McTaggart schrijft: ‘Onderzoekers ontdekken dat het Zero Point Field de blauwdruk bevat van ons bestaan. Alles en iedereen is met elkaar verbonden door middel van dit veld waarin alle informatie van alle tijden zou zijn opgeslagen. Uiteindelijk kun je alles – van mensen tot materie – terugvoeren op een verzameling van elektrische ladingen die voortdurend in contact staan met deze oneindige zee van energie. Onze interactie met dit veld bepaalt wie wij zijn, worden en waren. Het veld is de alfa en omega van ons bestaan.’
Een verbinding tussen materie en geest staat haaks op de wetenschappelijke fundamenten waarop de moderne samenleving is gegrondvest. Ons denken wordt immers nog steeds sterk bepaald door het mechanistische wereldbeeld dat Isaac Newton in de zeventiende eeuw introduceerde. Newton zag het universum als een machine met losse onderdelen die een beperkte invloed op elkaar hebben. René Descartes voegde daar nog eens zijn visie aan toe, dat de menselijke geest is afgescheiden van de levensloze materie die we ‘lichaam’ noemen. In het denken van Newton en Descartes draait de wereld gewoon door – of wij mensen er nu wel of niet zijn. Wij doen er niet veel toe.
De evolutieleer van Darwin versterkte het beeld van de eenzame, afgescheiden mens. Het ging om eten en gegeten worden. De mens bleek een evolutionair toeval zonder bijzondere betekenis. Maar er bleven grote vragen: hoe begint het leven, hoe werkt onze geest, waarom worden wij ziek, hoe ontwikkelt één cel zich tot een volledig mens et cetera. Vele wetenschappers zochten antwoorden op deze vragen in de religie, maar dat bracht hen in conflict met zichzelf. Hoe kun je twee zo tegenstrijdige levensvisies binnen jezelf verenigen?
De eerste aanwijzingen voor een mogelijke brug tussen spiritualiteit en wetenschap, voor het bestaan van een allesverbindend energieveld, kwamen – opmerkelijk genoeg – uit natuurkundige ontdekkingen aan het begin van de vorige eeuw. De Duitse natuurkundige Max Planck toonde in 1911 aan, dat er tussen de atomen een energierijke ‘lege ruimte’ bestond. Maar omdat hij vaststelde dat dit energieveld er altijd en overal is, beschouwde hij het als een constante zonder invloed op het materiële bestaan. Andere pioniers van de kwantumfysica ontdekten dat je de meest elementaire bouwstenen van de materie eigenlijk niet eens ‘materie’ kunt noemen. Soms gedroegen deze bouwstenen zich als deeltjes, dan weer als golven en soms als beide tegelijk. In 1927 noemde Werner Heisenberg dit het ‘onzekerheidsprincipe’. Subatomaire deeltjes bleken geen solide objecten te zijn, maar vibrerende energiepakketjes die als losse onderdelen niet eens kunnen worden gekwantificeerd of begrepen. Een grotere breuk met het Newtoniaanse denken was nauwelijks denkbaar. Op dit elementaire niveau leek niets vast te staan, er was slechts sprake van oneindig veel mogelijkheden.
Bovendien bleken deze deeltjes pas een specifieke vorm te krijgen als ze werden geobserveerd door een toeschouwer. Aandacht van een mens deed een deeltje ‘bevriezen’. De onderzoekers kwamen tot de verbijsterende conclusie dat bewustzijn werkelijkheid creëert en Einstein vroeg zich af of de maan eigenlijk wel bestaat als we er niet naar kijken.
De natuurkundigen zagen ook dat deeltjes die ooit met elkaar verbonden waren geweest – bijvoorbeeld binnen een molecuul – altijd en overal met elkaar verbonden blijven en elkaar instant – dus sneller dan het licht – en over grote afstand beïnvloeden. Dit zogenoemde ‘non-lokaliteitsverschijnsel’ wees erop dat de dimensies tijd en ruimte elementair niveau niet zouden gelden. Einstein sprak over ‘spookachtige verbindingen op afstand’.
Einstein en zijn tijdgenoten slaagden er niet in de nieuwe ontdekkingen van de kwantumfysica te verenigen met de Newtoniaanse werkelijkheid die zij om zich heen zagen en konden vastpakken. Hun oplossing was een wetenschappelijk gedrocht: voor de wereld van de kleine deeltjes golden andere wetten dan voor de wereld van de grotere materie. Tegelijkertijd zochten deze wetenschappers hun toevlucht veelbetekenend tot spiritueel-religieuze teksten. Erwin Schrödinger bestudeerde bijvoorbeeld het hindoeïsme, Heisenberg verdiepte zich in de Platonische theorie van de oude Grieken en Niels Bohr wendde zich tot de tao en Wolfgang Pauli tot de kabbala.
Wat een eeuw geleden nog niet lukte, lijkt nu mogelijk. De theorie van het alomvattende Zero Point Field zou wel eens de definitieve brug kunnen slaan tussen spiritualiteit en wetenschap. Einstein kon het nog niet bewijzen, maar vermoedde het wel, toen hij zei dat ‘het veld de enige realiteit is’. Zo kan het veld de verklaring bieden voor de instant, ‘spookachtige’ informatie-overdracht tussen kwantumdeeltjes. Uiteenlopende wetenschappelijke ontdekkingen wijzen in dezelfde richting.
Bioloog Paul Pietsch van de universiteit van Indiana in de Verenigde Staten wilde weten op welke plaats in de hersenen herinneringen worden opgeslagen. Pietsch deed experimenten met salamanders. Eerst leerde hij ze bepaalde gedragingen. Vervolgens takelde hij hun hersenen zodanig toe, dat hun herinnering vernietigd zou moeten zijn. Hij maalde de hersenen onder meer in een worstmolen en plaatste ze daarna terug in hun kop. Wat bleek? Na verloop van tijd vertoonden de salamanders opnieuw het aangeleerde gedrag. Ofwel: de hersenen waren kapot, maar de herinnering leefde voort. Pietsch concludeerde dat herinnering geen lokaal fenomeen is, maar op de een of andere manier is verbonden met iets – een energieveld? – buiten de salamanders waaruit zij hun herinnering ‘ophalen’.
Neuro-anatoom Harold Burr van de universiteit van Yale ontdekte het veld op een andere wijze. Hij onderzocht in de jaren veertig van de vorige eeuw lichtvelden rondom levende organismen en ontdekte dat jonge salamanders een lichtveld om zich heen hebben in de vorm van een volwassen salamander. Deze ‘blauwdruk’ blijkt zelfs rondom een onbevrucht ei al aanwezig. Ook bij zaadjes van planten zag Burr lichtvelden in de vorm van de volwassen plant. Deze velden kunnen verklaren waarom je bij salamanders een poot, een kaak of zelfs de lens van het oog kunt amputeren en dat dit lichaamsdeel vervolgens weer aangroeit.
Salamanders hebben mogelijk een opmerkelijk sterke verbinding met het hen omringende energieveld, maar het verschijnsel is ook bij mensen niet onbekend. Mensen bij wie lichaamsdelen zijn geamputeerd, kunnen soms nog de (fantoom)pijn in het geamputeerde lichaamsdeel voelen. Ook het werk van Burr wijst erop dat lichamen – materie – zijn verbonden met een omhullend energieveld.
En waar halen helderzienden hun kennis vandaan? Dat vroeg natuurkundige Hall Puthoff van de universiteit van Stanford in de Verenigde Staten zich af. Hij deed verschillende experimenten met twee helderzienden waarbij hij hen de coördinaten van een plaats op aarde gaf waar zij nog nooit waren geweest. De helderzienden bleken onafhankelijk van elkaar in staat de plekken tot in detail te beschrijven. Om te zien hoe ver hun helderziendheid reikte, vroeg Puthoff hen ook de planeet Jupiter te beschrijven voordat de ruimteverkenner Pioneer 10 van Nasa de planeet in kaart zou brengen. Enigszins gegeneerd meldde helderziende Ingo Swann dat hij een ring om de planeet had gezien. ‘Misschien’, zei hij tegen Puthoff, ‘heb ik mijn aandacht per ongeluk op Saturnus gericht.’ Niemand nam de tekening serieus, totdat de Nasa enige tijd later onthulde dat beelden van de ruimteverkenner hadden aangetoond, dat Jupiter inderdaad een ring had.
Inmiddels was de CIA geïnteresseerd geraakt in de bijzondere resultaten van Puthoffs onderzoek, dat wellicht ook voor spionagedoeleinden kon worden gebruikt. Bij wijze van experiment werd CIA-agent Christopher Green met een vliegtuigje de lucht ingestuurd. In zijn binnenzak had hij een briefje met daarop drie getallen. Geen probleem voor helderziende Pat Price, die de getallen feilloos – en in de juiste volgorde – kon opsommen. Hij had zich alleen wat misselijk gevoeld. Later bleek dat Green een turbulente vlucht had gehad.
Vervolgens deed Puthoff experimenten waarbij hij mensen op reis stuurde naar willekeurige coördinaten op de aarde en hen vroeg om die locatie in een kwartiertje met een camera vast te leggen. Ook moesten ze een meegegeven vragenlijst invullen. In vrijwel alle gevallen wisten de helderzienden de locaties aan de hand van de gegeven coördinaten duidelijk te beschrijven. Puthoff ging nog een stap verder. Hij vroeg de helderzienden de locatie te beschrijven vóórdat de reizigers ter plekke arriveerden. Ook dat lukte. De helderzienden bleken in staat de bestemming te beschrijven, een half uur tot vijf dagen vóórdat de reiziger arriveerde. Puthoff concludeerde daaruit dat tijd en ruimte op het niveau van het Zero Point Field niet bestaan. De informatie is kennelijk al beschikbaar vóórdat de feitelijke handelingen plaatshebben. In totaal deed Puthoff 336 vergelijkbare experimenten, waarbij het voor de helderzienden vrijwel niets uitmaakte of de reizigers al wel of nog niet op de locatie waren geweest.
Natuurkundige Helmut Schmidt deed een ander opmerkelijk experiment waaruit de tijdloosheid van het energieveld blijkt. Hij zette zijn proefpersonen een koptelefoon op hun hoofd en liet hen via een machine bliepjes horen. De bliepjes waren willekeurig en gelijkmatig verdeeld over het linker- en rechteroor. De opdracht aan de deelnemers was: zorg dat er meer bliepjes in één van beide oren worden geproduceerd. In vrijwel alle gevallen slaagden de proefpersonen daarin. Ofwel: mensen waren in staat – zonder direct tastbare relatie – de machine te beïnvloeden. Ook Schmidt concludeerde dat er kennelijk een veld bestaat dat mens en machine verbindt.
Zijn volgende experiment onderstreepte dat nog eens op haast bizarre wijze. Hij gaf een proefpersoon een tape met bliepjes mee naar huis met de opdracht de opnamen op de tape te beïnvloeden en meer bliepjes naar het linkeroor te sturen. Schmidt maakte voor zichzelf een kopie van de tape. De volgende dag bleken de bliepjes op de tape inderdaad ongelijkmatig in het voordeel van het linkeroor te zijn verdeeld. Tot verbijstering van Schmidt bleek dat ook op de kopie het geval, terwijl hij niet beter wist dan dat de machine – zoals gebruikelijk – de bliepjes gelijkmatig over beide oren had verdeeld. De enige mogelijke conclusie voor Schmidt was, dat de toekomstige intentie van de proefpersoon reeds op het moment van opname zijn invloed had gehad. Zoals de kleine salamander weet dat hij een grote salamander moet worden, zo weet de proefpersoon van Schmidt al – voordat het hem feitelijk wordt gevraagd – dat hij de opname van de bliepjes zal beïnvloeden. Verleden, heden en toekomst vloeien in het energieveld kennelijk ineen.
Psychologe Ellen Langer van de universiteit van Harvard liet in een ander experiment zien dat tijd een relatief begrip is. Een groep van mensen boven de zeventig werd naar een afgelegen plek gebracht waar een omgeving was geschapen die een exacte replica was van het jaar 1959. De meubels waren erop afgestemd, ze kregen films uit 1959 te zien en zelfs de kranten en tijdschriften die ze ontvingen, waren uit die tijd. Binnen een week was er in de feitelijke symptomen van veroudering van deze groep mensen een ommekeer te zien. Hun vingergewrichten werden beweeglijker en hun gezichtsvermogen werd beter. Omdat de deelnemers, zo concludeerde Langer, dezelfde mentale informatie kregen als in 1959, begon hun lichaam zich weer aan te passen aan de fysieke toestand van destijds. Een van de mogelijke verklaring is dat de zeventigers contact maakten met hun eigen energetische blauwdruk uit 1959, waarna het lichaam zich hiernaar voegde.
De Indiase arts en auteur Deepak Chopra formuleert het zo: ‘Tijd is afhankelijk van onze gewaarwordingen. Het bestaan van de voortgaande beweging van de lineaire tijd is in geen enkel experiment aangetoond en nooit in een wiskundige formule beschreven. De ervaring van de voortgaande beweging van de lineaire tijd is een verschijnsel dat is gecreëerd door ons zenuwstelsel. In feite bestaan verleden, heden en toekomst tegelijk, naast elkaar, in een veld van oneindige mogelijkheden. De ervaring van de lineaire tijd is de manier waarop de natuur ons ervoor behoedt alles tegelijk te ervaren. Maar dat is wat er werkelijk gebeurt.’ Einstein zei het nog kernachtiger: ‘Ruimte en tijd zijn niet omstandigheden waarin wij leven, maar manieren waarop wij denken.’
Je hebt zojuist gelezen dat tijd niet bestaat en dat een mens een machine kan beïnvloeden. En dat in een wereld waarin de computer vanwege zijn onbetwiste rechtlijnigheid wordt geacht altijd gelijk te hebben. Toch gaat het hier nog steeds over natuurkunde en over wetenschappelijke, verifieerbare experimenten. Al deze experimenten en verschijnselen wijzen erop, dat de spookachtige ontdekkingen van de kwantumfysica veel meer van invloed zijn op onze dagelijkse werkelijkheid dan de pioniers van een eeuw geleden aanvankelijk dachten. Bestaat het universum volgens de wetten van Newton nog wel? Blijkt de wereld niet een dynamisch web waarin alles en iedereen met elkaar is verbonden? Betekent dat dat mijn leven heel anders in elkaar zit dan ik dacht?
Mijn leven? Bestaat er wel zoiets als een ‘ik’, afgescheiden van zijn omgeving?
De derde les van het veld voor mijn leven is dat in beginsel alles kan.
Alle informatie is beschikbaar in het Zero Point Field. Het is mijn uitdaging – en die van ons allemaal – om het mooiste eruit te halen. Het is zoals Michelangelo het ooit zei over beeldhouwen: ‘Het beeld zit al in het marmer, ik hoef het er alleen maar uit te halen.’ Ik ervaar soms hetzelfde als ik een verhaal schrijf en woorden op mijn beeldscherm zie verschijnen waarvan ik me nauwelijks bewust ben, dat ik ze heb bedacht. Ik haal zinnen, die ik niet bewust ken of bedenk, zomaar ergens vandaan – uit het veld? Inspiratie heet dat. Maar in feite is die ‘inspiratie’ geen onverklaarbaar verschijnsel meer, maar een bewijsbaar natuurkundig fenomeen.
Mozart hoorde tijdens zijn bezoek aan de Sixtijnse Kapel in Rome het beroemde stuk Miserere van Allegri. Dat stuk wordt slechts eenmaal per jaar ten gehore gebracht – tijdens de Goede Week – om vervolgens weer voor een jaar achter slot en grendel te verdwijnen. Mozart was in staat het werk – nadat hij het één keer had gehoord – uit het hoofd te noteren, waarmee hij de geheimzinnige ban rondom het werk doorbrak. Ervin Laszlo zegt daarover: ‘Mozart en andere componisten van zijn kaliber waren niet alleen. Zij hadden toegang tot het veld en stonden op die manier in contact met meesterwerken.’
Kunstenaars zijn eerder vertolkers en vertalers dan scheppers. Hun talent is geen wonder, maar iets dat in beginsel iedereen kan leren. Het is een kwestie van afstemmen op het veld.
Op een Grieks eiland zit Shireen Strooker met haar echtgenoot Bram Vermeulen op het terras van een café aan een tafeltje in de zon. Midden op de tafel staat een koffertje, zodat zij elkaar niet kunnen zien. Bram kijkt op een stuk papier dat voor hem ligt en telt langzaam: ‘Een, twee, drie, vier…’. Bij iedere tel schrijft Shireen een plus of een min op achter het cijfer op haar blaadje. De verbaasde blikken van omstanders probeert ze te negeren om zich volledig te concentreren op wat Bram haar ‘toezendt’: een plus of een min. Als het blaadje vol is, draaien zij de rollen om. Zo proberen ze allebei een plus of een min achter hetzelfde cijfer te krijgen.
In totaal doen zij dit spelletje die dag elf keer. Volgens de wetten van de kansberekening zouden Bram en Shireen vijftig procent gelijke plussen en minnen moeten scoren. Maar die dag is hun score voor zeventig procent gelijk. Ze weten dat dat geen toeval is. Ze hebben vaker zulke resultaten bereikt. Bram en Shireen weten dat je elkaar kunt bereiken, als je goed afstemt. Wij zitten succesvolle afstemming echter vaak in de weg. Shireen: ‘Er bestaat een duidelijk verschil tussen concentreren en afstemmen. Als ik me concentreer, probeer ik met alle macht door middel van mijn denken iets te bereiken. Meestal bereik je dan precies het tegenovergestelde. Wat wij “nadenken” noemen, is in wezen vooral twijfelen. Je komt in allerlei emoties terecht – “ik kan het niet, wat doe ik hier?” – en je bereikt je doel niet. Afstemmen betekent niet nadenken en contact maken met de informatie die er al is. Je wordt één met die informatie en resoneert ermee.’
Shireen vertelt over een andere oefening die ze een keer deed met een dikke Amerikaan. Ze stonden tegenover elkaar en keken elkaar indringend aan. Vervolgens liepen ze beiden naar de andere kant van een ruimte en Shireen kreeg de opdracht op te vangen wat de man het liefst at. Haar eerste beeld was een reep chocolade. Maar – gezien de postuur van de man – twijfelt ze: ‘Het zal wel een hamburger zijn.’ Ze tekent een hamburger en loopt terug naar de man. Fout, het blijkt een reep chocolade te zijn. Shireen: ‘Dat is wat ik bedoel met nadenken.’
Kinderen zijn natuurtalenten in afstemmen. Het is opvallend hoe succesvol kleine kinderen zijn in het tekeningenspel van Shireen waarmee dit verhaal begon. En ik herinner me dat ik vroeger verstoppertje speelde met mijn kleine zusje. Ze telde tot tien buiten de zitkamer, kwam binnen en liep in één rechte lijn naar mij toe – achter welk gordijn of onder welke stoel ik me ook verstopte.
Dieren worden ook niet gehinderd door denken. De Britse biochemicus Rupert Sheldrake beschrijft vele opmerkelijke verschijnselen. Een poes die alleen ‘de telefoon opneemt’ – zij gooit met haar pootje de hoorn van de haak – wanneer haar baasje opbelt en alle andere telefoontjes negeert. Of paarden die weigeren verder te lopen op een pad waar even later een lawine naar beneden zou vallen. Honden die – tevergeefs – proberen hun baas te beletten het huis te verlaten waarna de baas een ernstig ongeluk zou krijgen. Ook zijn verhalen bekend van dieren die de stad al hebben verlaten vóór een aardbeving.
Leren afstemmen op het Zero Point Field, maakt het mogelijk om bewust te creëren.
Toen ik destijds een nieuw huis nodig had, creëerde ik een beeld van dat huis. Ik visualiseerde een huis aan zee met bossen in de buurt, hoog, veel licht en betaalbaar. Gedurende enkele weken gaf ik elke dag een moment aandacht aan die visualisatie, waardoor het energetische beeld in het Zero Point Field werd verankerd. Het was nog slechts een kwestie van tijd voor het zou materialiseren. Dat gebeurde twee maanden later. Nu woon ik in het huis dat ik toen voor me zag. Met mijn visualisatie stemde ik in feite af op het Zero Point Field. Door aandacht te geven aan een beeld kon dat beeld – mijn huis – werkelijkheid worden. Precies zoals de kleine deeltjes van de natuurkundigen zich dankzij aandacht manifesteren.
Vroeger werden dromers uitgelachen door zelfbenoemde verstandige mensen die met beide benen op de grond stonden. Inmiddels hebben de dromers de wetenschap aan hun zijde gekregen. Dromen zijn het begin van werkelijkheid. De toekomst wordt gemaakt door die toekomst te zien, door erop af te stemmen. In principe is alles mogelijk. De wetenschap draagt een werkelijkheid aan die mijn rationele geest maar nauwelijks wil bevatten. Hoe kan een mens nu een machine beïnvloeden? Hoe kan tijd niet bestaan? Hoe kan ik iets ontastbaars tastbaar maken? Maar ik wóón in mijn huis en Shireen vónd haar tekening. De vertwijfeling zal te maken hebben met de kwantumsprong die mijn rationele geest nu moet maken. Niet voor niets zei natuurkundige Niels Bohr dat ‘iedereen die níet is geschokt door de kwantumtheorie het niet heeft begrepen’.
Als Shireen op een avond thuiskomt, vindt zij een vergeelde envelop van haar moeder met daarin kopieën van het in 1947 ontdekte evangelie van Thomas. Hierin zegt Jezus tegen Thomas: ‘Ik ben niet uw Meester, maar u heeft gedronken. U bent dronken van de bruisende bron waaruit ik heb geput en u van te drinken geef.’ Voor Shireen is het duidelijk dat Jezus uit dezelfde bron – uit hetzelfde veld – putte waaruit ook zij nu leert ‘drinken’.
Verlichte wijzen als Jezus doorzagen de schepping. Zij hadden de wetenschap niet nodig voor hun ‘kennis’ van het Zero Point Field. Duizenden jaren later staan wetenschap en spiritualiteit op het punt om samen te komen. De gevolgen en mogelijkheden zijn immens. Het wonder van Jezus en andere verlichte denkers was hun vermogen een betere wereld te zien en vorm te geven. Zij begrepen: als ik een andere wereld wil, moet ik anders leren denken. Of, zoals Gandhi het zei: ‘Be the change you wish to see in the world.’
Wie denkt dat alleen de Mahatma of Jezus dat kunnen, heeft nu het wetenschappelijke bewijs van het tegendeel. Ieder van ons heeft het in zich. Ieder van ons is een schepper. Ieder van ons kan de wereld veranderen. En dat hoeft geen eindeloos en moeilijk proces te zijn – denk maar aan de botbreuken van de Aboriginals. Het kan vandaag. Het kan nu. Wat is tijd?
auteur: tijn touber
Geen opmerkingen:
Een reactie posten